grootspreker

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord grootspreker. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord grootspreker, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je grootspreker in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord grootspreker is hier. De definitie van het woord grootspreker zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangrootspreker, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


  • groot·spre·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord grootspreker grootsprekers
verkleinwoord grootsprekertje grootsprekertjes

de grootsprekerm [2]

  1. persoon die zich belangrijker voordoet dan bij of zijn eigenlijk is
     Dirk citeert Voltaire, Gijsbert noemt Voltaire een godloochenaar, Dirk citeert Rousseau en Gijsbert zegt dat Rousseau niets dan een zedeloze grootspreker is, die voor mensen zonder moraal een gevaarlijke aantrekkingskracht heeft.[3]
     Die grootspreker uit het apenland heeft vandaag meer dan genoeg van zijn zenuwen en geduld gevergd, hij zal nu niet met hem twisten.[3]


  1. grootspreker op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. 3,0 3,1
    Johanna van Ammers-Küller
    “Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723