handwerkwinkel

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord handwerkwinkel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord handwerkwinkel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je handwerkwinkel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord handwerkwinkel is hier. De definitie van het woord handwerkwinkel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhandwerkwinkel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • hand·werk·win·kel
enkelvoud meervoud
naamwoord handwerkwinkel handwerkwinkels
verkleinwoord handwerkwinkeltje handwerkwinkeltjes

de handwerkwinkelm

  1. winkel waar men handwerkmaterialen kan kopen
     Zij, die net als haar eigen moeder nog nooit één dag thuis had doorgebracht tenzij dat te wijten was geweest aan het weekend, feestdagen of ziekte, en die in alle 8 maart-demonstraties had meegelopen met leuzen als Gelijk loon voor gelijk werk en Baas in eigen buikIn Stavanger had ze zelfs haar eigen winkel gehad, een wol- en handwerkwinkel die Maskepi heette, in het verste hoekje van het winkelcentrum in Mariero.[2]
     Dat mensen massaal zoeken naar 'iets fröbeligs' ziet ook Fred Brugmans, eigenaar van een handwerkwinkel in Nijkerk. De winkel heeft het twee keer zo druk als vorig jaar deze periode.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium op Wikipedia, ISBN 9789057598500
  3. Bronlink geraadpleegd op 20 februari 2022 Weblink bron “Handwerk en puzzel met 40.000 stukjes, 'fröbelige' hobby's populair in coronatijd” (31-03-2020), NOS