hinkelaar

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord hinkelaar. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord hinkelaar, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je hinkelaar in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord hinkelaar is hier. De definitie van het woord hinkelaar zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhinkelaar, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • hin·ke·laar
enkelvoud meervoud
naamwoord hinkelaar hinkelaars
verkleinwoord

de hinkelaarm

  1. iemand die hinkelt
    • Die tweede laag als het ware onder de welsprekendheid is de Brabantse bodem, het is de sociabele maar ook de sociale warmte en gulheid die uitstroomt, en overstroomt in een onuitputtelijke genegenheid voor de medemens en voor alle schepsel en natuur, voor alle gaven der wereld die in vloeibare of niet vloeibare staat letterlijk of figuurlijk geschonken zijn, een gulle genegenheid die tot een vrome levens- en godsliefde stijgt. Het is dat ‘hart van Brabant’ dat hem die gelukkig ook nu nog niet vergeten gedichten heeft doen schrijven van het volk in de processie en de litanie der zonderlinge zielen, waarin geen breugelse hinkelaar van zijn goedgeefse genegenheid verstoken is gebleven en ook de onbeduidendste medebewoner nog vermeldenswaard, de poldergasten en de keuterboertjes tot de mannekes uit de gestichten, de achteraankomers, de strompelaars: [1] 
81 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[2]
  1. Anthonie Donker (1957)– Nieuwe Stem, De Nederlandse poëzie De dichter Anton van Duinkerken
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be