hoogseizoen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord hoogseizoen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord hoogseizoen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je hoogseizoen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord hoogseizoen is hier. De definitie van het woord hoogseizoen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhoogseizoen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • hoog·sei·zoen
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘drukste tijd van het jaar’ voor het eerst aangetroffen in 1962 [1]
  • samenstelling van  hoog  en  seizoen 
enkelvoud meervoud
naamwoord hoogseizoen hoogseizoenen
verkleinwoord hoogseizoentje hoogseizoentjes

het hoogseizoeno

  1. is de tijd waarin de meerderheid van de mensen met vakantie gaat. De periode buiten het hoogseizoen wordt het laagseizoen genoemd.
    • Voor de wintersportgebieden is de winterperiode het hoogseizoen 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]