hoog

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord hoog. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord hoog, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je hoog in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord hoog is hier. De definitie van het woord hoog zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhoog, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • hoog
  • In de betekenis van ‘boven een ander punt, verheven’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1130 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hoog hoger hoogst
verbogen hoge hogere hoogste
partitief hoogs hogers -

hoog

  1. fysiek ver boven iets anders
  2. vergevorderd in een rangorde of volgorde
     Zo zag ik erg op tegen onbekende gevaren op de trail zoals ratelslangen, beren, steile bergen, felle zon en hoge temperaturen in de woestijn.[2]
     ‘Van Gooooo,’ klonk een tijdje later het trage zuidelijke Tennessee accent van Pogue, ‘Is er daar water?’ Ik knikte en wees naar beneden in de richting van de groene plas. Ze liepen in een veel hoger tempo dan ik en hadden me razendsnel ingehaald.[2]
  3. (geluid) met een groot aantal trillingen per tijdseenheid
  4. met een groot aanzien
  5. (aardrijkskunde) meer boven de zeespiegel gelegen
     Bliksem en storm. Op de hoogste top van Californië. Geen enkele beschutting, behalve een hutje met een metalen dak.[2]
    • de Hoge Ardennen 
  6. (aardrijkskunde) meer naar het Noorden gelegen
    • het Hoge Noorden 
vervoeging van
hogen

hoog

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hogen
    • Ik hoog. 
  2. gebiedende wijs van hogen
    • Hoog! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hogen
    • Hoog je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]


stellend vergrotend overtreffend
hoog
hoë
hoër hoogste

hoog

  1. hoog
    «Van 'n hoë dak afval.»
    Van een hoog dak afvallen.