ijswolk

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord ijswolk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord ijswolk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je ijswolk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord ijswolk is hier. De definitie van het woord ijswolk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanijswolk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ijs·wolk
enkelvoud meervoud
naamwoord ijswolk ijswolken
verkleinwoord ijswolkje ijswolkjes

de ijswolkv / m

  1. wolken die bestaan uit zeer fijne ijskristallen
    • Deze zelfde turbulentie zou verklaren hoe de ijswolken van de boven Siberië ontplofte ijsbal al binnen twee dagen boven Engeland te zien waren. Een meteoroïde had nooit zulke lichtende nachtwolken opgewekt. [1] 
    • Als illustratie mag dienen dat tot voor kort werd aangenomen dat het broeikaseffect de ozonaantasting zou afremmen. Een verdubbeling van het CO2-gehalte zou de kolomdiktes ozon met wel 9 procent kunnen doen toenemen. Maar Britse meteorologen maakten onlangs in Nature (19 november) bekend dat zij van een 2xCO2-situatie (in de tweede helft van de volgende eeuw voorzien), en de daarmee samenhangende afkoeling van de stratosfeer, een beduidende uitbreiding van de polaire ijswolken (PSC's) boven de noordpool verwachten. Dat zou de kans op een ozongat boven de noordpool vergroten. [2] 
    • Hij was de eerste die in een lage-druktank waarin de stratosfeer werd nagebootst met UV-straling ozon maakte, dat liet verdwijnen onder invloed van cfk's en vervolgens weer liet ontstaan toen hij de cfk's en chloorradicalen met negatieve lading vernietigde (Physical Review Letters, 9 mei 1994). Het experiment leidde tot het voorstel om grote stratosferische luchtschepen met voetbalveldgrote geladen schermen door de ijswolken boven Antarctica te laten varen. [3] 
86 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]