ironiseren

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord ironiseren. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord ironiseren, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je ironiseren in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord ironiseren is hier. De definitie van het woord ironiseren zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanironiseren, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


  • iro·ni·se·ren

ironiseren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ironiseren
ironiseerde
geïroniseerd
zwak -d volledig
  1. de spot drijven met iets of iemand
     Tor verzekerde dat hij op geen enkele manier die neiging had en schoof de schuld af op zijn zielsgeliefde — hij hield ervan om te ironiseren met ouderwets taalgebruik — Annalena, voor wie ze nu langzaam maar waardig naar het zuiden reisden.[2]
     Na het schrijven ging hij werken voor satirische tv-programma’s, zoals VPRO’s Waskracht!. Deels omdat er brood op de plank moest komen, deels omdat hij ‘een latente behoefte om mijzelf te ironiseren’ had. Eind jaren 90 was hij presentator van de RTL5-quiz Nieuws en Nonsens.[3]



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044633535
  3. Bronlink geraadpleegd op 7 september 2022 Weblink bron “Oud-nieuwslezer Fred Emmer (85) overleden” (26-12-2019), Tubantia