Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
kastelein. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
kastelein, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
kastelein in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
kastelein is hier. De definitie van het woord
kastelein zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
kastelein, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘caféhouder’ voor het eerst aangetroffen in 1733 [1]
- Afkomstig van het Latijnse castellanus (kasteelheer, slot- of burchtvoogd, burggraaf).
de kastelein m
- (geschiedenis) de plaatsvervanger van de kasteelheer in het beheer van het kasteel
- Coenraad Cuser, in 1400 kastelein van Teylingen en raad van hertog Albrecht, wordt nog voor het laatst vermeld in 1405.
- (geschiedenis) een belangrijke ambtenaar die in dienst stond van de landheer en optrad in de rechtspraak en bestuur
- (verouderd) (beroep) een kroeg- of herberguitbater
- De kastelein goot mijn glas opnieuw vol.
96 % |
van de Nederlanders;
|
90 % |
van de Vlamingen.[2]
|
kastelein
- (beroep) kastelein; een kroeg- of herberguitbater
kastelein
- (beroep) kastelein; een kroeg- of herberguitbater