kleingelovigheid

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord kleingelovigheid. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord kleingelovigheid, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je kleingelovigheid in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord kleingelovigheid is hier. De definitie van het woord kleingelovigheid zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankleingelovigheid, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • klein·ge·lo·vig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord kleingelovigheid
verkleinwoord

de kleingelovigheidv

  1. het maar een zwak geloof hebben; weinig vertrouwen hebben in iets of iemand
     Hij gaat dus met al die schurken afrekenen. En jij zei dat de Fransoos.. Hij zal wel eens laten zien hoe het moet, zeiden de mensen, alsof ze elkaar hun kleingelovigheid verweten.[1]
  1. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1