klimroos

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord klimroos. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord klimroos, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je klimroos in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord klimroos is hier. De definitie van het woord klimroos zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanklimroos, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
klimroos
  • klim·roos
enkelvoud meervoud
naamwoord klimroos klimrozen
verkleinwoord klimroosje klimroosjes

de klimroosv / m

  1. (plantkunde) groep van krachtig groeiende rozen, die met hun kruipende, lange, soepele takken 5-6 m hoog in bomen en tegen muren op kunnen klimmen
     Hoe ga je om met de drie ‘vijanden’: kat, hond en benevelde toerist? Het antwoord daarop is allang gevonden: de lucht in. De houtige stengel van een klimplant kan een straal urine wel verdragen en daardoor veranderen veel binnensteden zo langzamerhand in een monocultuur van blauweregen, een enkele keer afgewisseld met een klimroos.[2]
     In het gedeelte over de geveltuin –waarbij trottoirtegels worden opgelicht en bruidssluiers tegen de muur worden gezet– bespreekt de auteur bijvoorbeeld het probleem van honden „die de pasgeplante klimroos ”Golden showers” als pispaal gebruiken”, en stadskatten die er een kattenbak van maken.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 december 2021 Weblink bron
    Romke van de Kaa
    “Zo ziet de huisgevel van de toekomst eruit” (08-10-2020), Tubantia
  3. Bronlink geraadpleegd op 11 december 2021 Weblink bron
    Clasina van den Heuvel
    “Zaaien, schoffelen, poten, laten waaien soms” (24 april 2012), Reformatorisch Dagblad