kmo

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord kmo. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord kmo, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je kmo in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord kmo is hier. De definitie van het woord kmo zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankmo, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • kmo
  • afkorting Kleine of Middelgrote Onderneming
enkelvoud meervoud
naamwoord kmo kmo's
verkleinwoord

de kmov

  1. (economie) afkorting van kleine of middelgrote onderneming, bedrijven met maximaal 250 werknemers
    • Kathy begon bijna eeuw geleden als banketbakker en chocolatier in het prachtige centrum van het middeleeuwse Brugge.In de jaren zeventig werd de familie-onderneming gesplitst in de snoepfabriek Kathy Confiserie en de chocoladefabriek Kathy Chocolaterie. Bij de laatste verzorgen ongeveer honderd `arbeiders' en dertig `bedienden' de productie, verpakking en het transport van onder meer het zogeheten zeebanket, paaseitjes, kerstkransjes en pralines, waarvan in totaal zo'n 80 procent wordt geëxporteerd. "Een echt KMO-bedrijf", zegt financieel-directeur Bart Clinckaert, waarbij `KMO' staat voor kleine en middelgrote ondernemingen.[1] 
    • VNO en NCW vermijden in het spraakgebruik angstvallig de uitdrukking midden- en kleinbedrijf. In plaats daarvan heeft Blankert het steevast over kleine en middelgrote ondernemingen (KMO). MKB is immers teveel een associatie met de bedrijven van Kamminga.Toch zeggen VNO/NCW dat er meer zit achter het verschil in benaming dan alleen kinnesinne om Kamminga's MKB-Nederland. Wie tot het KMO behoort wil groeien, MKB'ers zijn zoals ze zijn, luidt kort samengevat de redenering. De schoenenzaak op de hoek is MKB, de startende ondernemer KMO. Zodra KMO'ers echt groeien, vallen ze bijna van zelf in het ledenbestand van VNO en NCW, want van de ondernemingen met honderd tot vijfhonderd werknemers is 98,5 procent aangesloten bij VNO of NCW, terwijl de grote ondernemingen vrijwel allemaal lid zijn.[2]  
11 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]
  1. NRC Karel Berkhout 11 augustus 1999
  2. Volkskrant Thom Meens 4 maart 1995
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be