Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
kram. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
kram, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
kram in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
kram is hier. De definitie van het woord
kram zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
kram, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘kram, haak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1367.[1]
- erfwoord: Middelnederlands cramme ‘kram, haak’, afgeleid uit een onovergeleverd ww. ontwikkeld uit Oergermaans *krammōn- (waaruit Middelhoogduits krammen ‘met de klauwen grijpen’), een ablautend iteratief bij *krimman- (vanwaar Middelnederlands crimmen ‘met de klauwen grijpen, pakken’), bij Indo-Europees *gremH- ‘samenvatten’, waartoe ook Latijn gremium ‘armvol, schoot’, Litouws grumiúos ‘worstelen met’, grumùlas ‘klomp’ en Middelperzisch grāmag ‘rijkdom; boedel’ behoren.[2][3]
de kram v / m
- U-vormig gebogen bevestigingsmiddel met spitse punten
- Krammen worden onder andere gebruikt voor het vastmaken van prikkeldraad of ijzerdraad aan palen en het vastzetten van kippengaas.
- (Nederland) wondhaakje, hechting
- De wond werd met krammetjes dichtgehecht.
kram
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krammen
- gebiedende wijs van krammen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krammen
81 % |
van de Nederlanders;
|
80 % |
van de Vlamingen.[4]
|