krijgsvolk

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord krijgsvolk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord krijgsvolk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je krijgsvolk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord krijgsvolk is hier. De definitie van het woord krijgsvolk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankrijgsvolk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • krijgs·volk
1,2 enkelvoud meervoud
naamwoord krijgsvolk -
verkleinwoord - -
3 enkelvoud meervoud
naamwoord krijgsvolk krijgsvolken
krijgsvolkeren
verkleinwoord - -

het krijgsvolko

  1. een (grote of kleine) groep militairen
    • Het krijgsvolk van keizer Maximiliaan I werd betaald met een speciale belasting, het ruitergeld. 
  2. de militairen (als verzamelnaam)
    • Het krijgsvolk stond in vele tijden bekend als ruw en onbehouwen. 
  3. een volksstam wiens maatschappij gericht is op de oorlogvoering
    • De Myceners waren een krijgsvolk: ze woonden in burchten, vestingen op de akropolissen van hun moedersteden.