leesbeurt

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord leesbeurt. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord leesbeurt, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je leesbeurt in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord leesbeurt is hier. De definitie van het woord leesbeurt zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanleesbeurt, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • lees·beurt
enkelvoud meervoud
naamwoord leesbeurt leesbeurten
verkleinwoord

de leesbeurtv / m

  1. de keer dat men moet voorlezen tijdens een leesles op school
  2. de keer dat een lezing gehouden wordt
    • In de bewuste passage ging het aanvankelijk over het “afschudden van ideologische ballast”. Op het laatste moment verving Peper dat door “het afschudden van ideologische veren”. Die woorden leende hij van zijn toenmalige echtgenote Kroes, zo blijkt nu. “Neelie gebruikte de uitdrukking met enige regelmaat”, zegt Peper: “Even geen onzinpraatjes, bedoelde ze daarmee. Toen ik zat te sleutelen aan de laatste versie van de lezing, schoot hij me ineens te binnen. Ik vond het wel goede beeldspraak. De associatie klopte ook: veren, kip, rode haan, PvdA.” Kok, die in een eerdere versie van de lezing gedetailleerde tekstwijzigingen voorstelde, liet de passage bij een laatste leesbeurt ongemoeid. [2] 
  3. voorlezing
    • De hoogtepunten van deze Crossing Border werden geleverd door twee popsterren die geen van beide waren gekomen om muziek te maken. PJ Harvey en Karl Hyde van Underworld gaven elk een leesbeurt uit boeken die een dieper inzicht bieden in hun muziekpraktijk. Hyde las een hoofdstuk voor uit zijn dagboekbundel I Am Dogboy en maakte met rollende erren aanschouwelijk hoe zijn zoektocht naar experimentele muziek leidde tot de naam van zijn eerste band Freur. [3] 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 12 april 2014
  3. NRC Jan Vollaard 6 november 2016
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be