matroos

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord matroos. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord matroos, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je matroos in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord matroos is hier. De definitie van het woord matroos zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanmatroos, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ma·troos
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gewoon schepeling’ voor het eerst aangetroffen in 1584 [1]
  • Afkomstig van het Nederlandse matte (slaapplaats) en (ge)noot, dus iemand met wie men de slaapplaats deelt.
enkelvoud meervoud
naamwoord matroos matrozen
verkleinwoord matroosje matroosjes

de matroosm

  1. (beroep), (scheepvaart) een zeeman van de laagste rang
     „Het was een bewolkte, zwoele namiddag; de matrozen hingen lui op het dek rond of staarden wezenloos over het loodkleurige water. Queequeg en ik waren rustig een zogenaamde zwaardmat aan het weven als extra sjorring voor onze sloep. Om ons heen was alles zo stil en gedempt en toch ook vervuld van wat ging komen en in de lucht hing zo’n mijmerachtige betovering dat die zwijgende mannen stuk voor stuk in hun eigen onzichtbare ik leken op te gaan.[2]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]