Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
memorandum. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
memorandum, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
memorandum in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
memorandum is hier. De definitie van het woord
memorandum zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
memorandum, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘nota’ voor het eerst aangetroffen in 1830 [1]
- uit het Latijn: dat wat herinnerd moet worden [2]
het memorandum o
- een gedenkboek
- een diplomatiek stuk met een afspraak tussen staten, bijvoorbeeld een memorandum van overeenstemming, doorgaans eenvoudiger van opzet dan een verdrag
- Een officiële reactie van Qatar is er nog niet, maar ambassadeur Al-Khulaifi beklemtoont dat Qatar zich helemaal niet bezighoudt met het steunen van terreurbewegingen. ‘Welk belang hebben we daarbij? Wij zijn een stabiel en welvarend land. We zouden onszelf alleen maar schade berokkenen door terreurgroepen te steunen. Zelfs geheime steun komt in deze internettijden uit.’ Hij verwijst ook naar een memorandum dat Qatar pas heeft getekend met de VS om de financiering van terreurbewegingen te bestrijden. ‘Ik nodig de andere vier landen trouwens uit hetzelfde te doen.’ [3]
- een factuur (herinnering)
- interne correspondentie in een organisatie, vaak gericht aan een groep personen, ook verkort tot memo
- Het memorandum is niet aan iedereen gestuurd. "Alleen partijen die interesse hebben in het gehele V&D of grote delen hebben het ontvangen." Hoeveel dat er dan exact zijn? "Het betreft een groep van zeker tien kandidaten."[4]
2. een diplomatiek stuk met een afspraak tussen staten, bijvoorbeeld een memorandum van overeenstemming, doorgaans eenvoudiger van opzet dan een verdrag
86 % |
van de Nederlanders;
|
89 % |
van de Vlamingen.[5]
|