mijngang

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord mijngang. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord mijngang, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je mijngang in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord mijngang is hier. De definitie van het woord mijngang zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanmijngang, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • mijn·gang
enkelvoud meervoud
naamwoord mijngang mijngangen
verkleinwoord - -

de mijngangm

  1. ondergronds uitgegraven weg om bij delfstoffen te komen
     Elke nacht wordt in de mijngangen springstof tot ontploffen gebracht en in de ochtend worden de brokken ijzererts getransporteerd.[3]
     Dan komt uit de donkerte van een mijngang een man, die een paard aan de teugel leidt.[4]
  2. (militair) ondergronds uitgegraven weg om explosieven onder een vestingmuur te plaatsen of om die plaatsing te voorkomen
     De verdedigers van de stad hebben ergens een mijn, hol of mijngang gevonden onder een stadsmuur waar de belegeraars de Haarlemmers wilden ‘laeten springen sonder spelman’ (…).[5]
     Er worden mijngangen naar de vestingwal aangelegd, het bombardement begint.[6]
  3. (biologie) (figuurlijk) pad dat een insectenlarve door de bladeren of stengels van een plant boort
     Gedurende de ontwikkeling neemt de larve in gewicht toe, neemt de diameter van de mijngang toe en neemt de snelheid van mineren toe.[7]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 mei 2020 Weblink bron
    Gemma Venhuizen
    “Deze tien plekken lijken over tien jaar niet meer op wat ze nu zijn : Mijnstad Kiruna” (7 januari 2017) op nrc.nl op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 mei 2020 Weblink bron “Dagboek van een herdershond.”, 2de druk (2003), ISBN 90 225 3863 X, p. 154
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 mei 2020 Weblink bron
    J.B. Drewes
    De Blauwe Schuit in: De Nieuwe Taalgids., jrg 74 nr. 5 (september 1981), Wolters-Noordhoff, Groningen, p. 428
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 mei 2020 Weblink bron
    W.A.P. Smit
    “Kalliope in de Nederlanden. Het Renaissancistisch-klassicistische epos van 1550 tot 1850. Deel 1” (1975), Van Gorcum & Comp., Assen, ISBN 90 232 1258 4, p. 372
  7. Bronlink geraadpleegd op 28 mei 2020 Weblink bron
    H. de Putter & A. van Sauers–Muller
    “De bladmineerder in kouseband Een literatuurstudie naar de levenswijze en praktische handreikingen voor de bestrijding van Liriomyza spp. bladmineerders”, Surituin rapport (maart 2008), p. 19