molensteenkraag
Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord molensteenkraag. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord molensteenkraag, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je molensteenkraag in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord molensteenkraag is hier. De definitie van het woord molensteenkraag zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanmolensteenkraag, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Geluid: molensteenkraag (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmolə(n)steŋˌkrax / (4 lettergrepen)
- mo·len·steen·kraag
- samenstelling van molensteen zn en kraag zn , omdat de vorm van de kraag aan een molensteen doet denken; in de betekenis "plooikraag" aangetroffen vanaf 1883 (zie vindplaats hieronder)
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | molensteenkraag | molensteenkragen |
| verkleinwoord | molensteenkraagje | molensteenkraagjes |
de molensteenkraag m
- (kleding) schijf bestaand uit sterk golvende stof rondom de hals, als versiering van bovenkleding
- ▸ De geportretteerden, kinderen, dragen allemaal zo’n kraag – dezelfde kraag. Het is een historische molensteenkraag, afkomstig uit het Rijksmuseum Amsterdam.[1]
- ▸ ⧖ Onder dezen invloed wordt het plooisel binnenkort een geweldigen "molensteenkraag" waarop het hoofd rust "evenals het hoofd van Johannes op den schotel van Herodias."[2]
-
1. Een linnen molensteenkraag uit de 17e eeuw. -
1. Man met een molensteenkraag, geschilderd door Rembrandt
.
- Het woord 'molensteenkraag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Weblink bron Paul Steenhuis“Surrealist met humor” (5 maart 2015) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Eene bijdrage tot de geschiedenis der Halskragen. in: Tesselschade; maandblad gewijd aan de ontwikkeling van kunstzin op het gebied van vrouwelijke nijverheid, jrg. 2 nr. 10 (1 april 1883), Gebr. Kleyn van Willegen, Delft, p. 131
