natuurkracht

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord natuurkracht. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord natuurkracht, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je natuurkracht in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord natuurkracht is hier. De definitie van het woord natuurkracht zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vannatuurkracht, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • na·tuur·kracht
enkelvoud meervoud
naamwoord natuurkracht natuurkrachten
verkleinwoord

de natuurkrachtv / m

  1. een buiten de mens om werkende kracht
    • „Onze parkiet was de avond tevoren niet rustig te krijgen. Het schijnt dat dieren aardbevingen voelen aankomen.” Misschien was dat bij Thei Boonen uit Herkenbosch ook wel een beetje het geval. „Ik sliep in die nacht van 12 op 13 april 1992 heel onrustig. Rond kwart over drie ging ik naar het toilet. Toen ik weer in bed wilde gaan liggen, begon het gedonder. Alsof er een tank door de straat reed. Alles trilde. Ik zei dat het een aardbeving was. Mijn vrouw verklaarde me voor gek. Toch hebben we de kinderen, toen 11 en 9 jaar, uit bed gehaald om te vluchten. Op het moment dat we de trap af renden, scheurden de muren. Als dat soort natuurkrachten vrijkomen, voel je je héél klein. Gelukkig zijn we heelhuids buiten gekomen.”[2]  
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Paul van der Steen 12 april 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be