neurochirurg

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord neurochirurg. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord neurochirurg, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je neurochirurg in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord neurochirurg is hier. De definitie van het woord neurochirurg zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanneurochirurg, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • neu·ro·chi·rurg
enkelvoud meervoud
naamwoord neurochirurg neurochirurgen
verkleinwoord

de neurochirurgm

  1. (beroep) chirurg die gespecialiseerd is in de chirurgische behandeling van aandoeningen aan de hersenen, hersenstam, ruggemerg, en perifere zenuwen
    • Shahrudi was enkele dagen in Hannover voor een medische behandeling bij de Iraans-Duitse neurochirurg Majid Samii. Activisten die daar lucht van kregen, deden onmiddellijk aangifte tegen hem. De ayatollah vloog donderdag vanaf het vliegveld in Hamburg naar Teheran terug.[2] 
    • Volgens ingewijden lijdt Mehrnaz D. aan een zware depressie en ging ze gebukt onder de hoge werkdruk, een scheiding en kon ze het leed van haar dochter na een kankerbehandeling niet langer aan. Zij blijkt tot ver buiten Vlaanderen een gewaardeerd neurochirurg.[3] 
    • Alsof Luiten een geslaagde neurochirurg is, beeldt hij met zijn handen de twee hersenhelften uit. „Kijk, hersenen zijn draden. Door positieve gedachtes gaan die draden connecten. Die worden door repetitie van beelden en geluid steeds dikker, waardoor je steeds meer in jezelf gaat geloven.[4] 
    • De neurochirurg en emeritus hoogleraar, die zelf twaalf jaar in het Centraal Medisch Tuchtcollege heeft gezeten, moest voor de tuchtrechter verschijnen omdat hij informatie lekte over de gezondheidstoestand van prins Friso.[5] 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 11 jan. 2018
  3. de Telegraaf 28 jul. 2017
  4. de Telegraaf 17 nov. 2016
  5. NRC Annemarie Coevert 18 juni 2013
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be