onbalans

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord onbalans. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord onbalans, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je onbalans in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord onbalans is hier. De definitie van het woord onbalans zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanonbalans, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • on·ba·lans
enkelvoud meervoud
naamwoord onbalans onbalansen
verkleinwoord

de onbalansv / m

  1. uit het evenwicht
    • ,,In sommige regio’s liggen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt verder uit elkaar. Die onbalans uit zich in het tragere herstel van de arbeidsdeelname onder lager en middelbaar opgeleiden. Het legt daarmee een zwakte van de arbeidsmarkt bloot”, besluit Geijer. [1] 
    • In ‘The Garden of Earthly Worries’ presenteert Libeskind vier abstracte beelden die de elementen ozon, distikstofmonoxide (lachgas), methaan en koolstofdioxide symboliseren. Volgens de kunstenaar zijn deze gassen schadelijke bijproducten van menselijk handelen. Ze dragen bij aan de onbalans in de natuur, leidend tot onomkeerbare klimaatveranderingen met desastreuze gevolgen voor mens en natuur. [2] 
    • Het slachtoffer was vanuit een hoogwerker bezig met het onderhoud van bomen op Het Stift. Op een gegeven moment wilde de groenmedewerker zich met de hoogwerker verplaatsen. Tijdens het rijden is de hoogwerker met een voorwiel in een gat van een oude put terechtgekomen. Daardoor raakte de hoogwerker in onbalans en werd het slachtoffer uit de bak geslingerd. [3] 
  2. ongelijkheid
    • Het Oncode Institute - een virtueel instituut waarbinnen excellente Nederlandse kankeronderzoekers samenwerken - wil iets doen aan die onbalans met het zogenoemde Female Junior Investigator-programma. [4] 
85 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[5]