Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
onbestorven. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
onbestorven, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
onbestorven in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
onbestorven is hier. De definitie van het woord
onbestorven zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
onbestorven, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
onbestorven [2]
- onbestorven weduwe/weduwnaar: een getrouwd persoon die zeer weinig contact heeft met de nog levende partner
- Toch had hij de vitaliteit om zijn vrouw een steun in de rug te geven. „Je zult, naar het zich laat aanzien, behoorlijk lang alleen zijn. De opschudding rond mijn persoon, waar je tot nu toe mee te maken had (arrestatie, advocaat, pakketten, bezoeken, proces enz.) zal voorbijgaan en er zal een lange periode van onbestorven weduwe aanbreken met allerlei alledaagse beslommeringen. Ik vind dat je voor jezelf een levensvisie moet vaststellen.” Hij reikt haar vervolgens „wat losse gedachten” aan. „Mij zal het het meeste helpen, als ik weet dat jij je redt, dat je vrolijk en actief bent, dat je weet wat je wilt en dat je niet wanhopig wordt.” [3]
- In dat huis woont een lastige barones, die haar medehuurders manipuleert en terroriseert. Zij speelt een sleutelrol in het liefdesdrama tussen Wokulski en Izabela, als zij een van haar medehuursters, de onbestorven weduwe Helena Stawska, ten onrechte beschuldigt van de diefstal van de pop die van haar overleden dochtertje was. [4]
- Daarom is het niet helemaal onverwacht dat Zhang een keer de balans opmaakt van de periode die aan de wording van zijn kunstenaarschap vooraf ging. Met Gong Li terug als onbestorven dissidentenweduwe die tot twee keer toe haar echtgenoot niet binnenlaat als hij terugkomt uit de gevangenis. [5]
87 % |
van de Nederlanders;
|
63 % |
van de Vlamingen.[6]
|