onhandigheid

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord onhandigheid. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord onhandigheid, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je onhandigheid in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord onhandigheid is hier. De definitie van het woord onhandigheid zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanonhandigheid, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • on·han·dig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord onhandigheid onhandigheden
verkleinwoord onhandigheidje onhandigheidjes

de onhandigheidv

  1. de mate waarin iemand iets op een moeilijke, omslachtige, of gebrekkige manier doet
     Maar zijn verstrooidheid, zijn onhandigheid bij het binnenkomen van een salon en het converseren werden goedgemaakt door zijn goedhartige, eenvoudige en bescheiden voorkomen.[2]
     Maar de waardering voor zijn inzet kelderde vervolgens ook weer, vooral door zijn sociale onhandigheid. Zo sprak hij na een voor Nederlandse begrippen forse aardbeving in het voorjaar van 2019 over "een bevinkje". Dat werd hem tot in Den Haag zeer kwalijk genomen. Ook premier Rutte was not amused. Een verspreking moet kunnen, zei de VVD-leider. "Maar deze was echt wel heel ongelukkig." Wiebes maakte excuses voor de pijnlijke uitglijder.[3]
  2. iets wat moeilijk, omslachtig of gebrekkig gebeurt


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028251151
  3. Bronlink geraadpleegd op 16 januari 2022 Weblink bron “Wiebes was dol op de Belastingdienst, die hem uiteindelijk de kop kostte” (15-01-2021), NOS