onbehouwenheid

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord onbehouwenheid. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord onbehouwenheid, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je onbehouwenheid in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord onbehouwenheid is hier. De definitie van het woord onbehouwenheid zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanonbehouwenheid, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • on·be·hou·wen·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord onbehouwenheid onbehouwenheden
verkleinwoord

de onbehouwenheidv

  1. het ruw en onvoorzichtig zijn
     Emma Brunt: “Ik denk dat vrouwen van mijn generatie wel wat onbehouwenheid gewend zijn. Omdat in onze tijd alles in- eens moest kunnen. We hadden de pil, dus je hoefde niet meer bang te zijn om zwanger te worden. Ik denk dat we toen heel vaak met een slok op in verkeerde bedden wakker zijn geworden, waardoor we ons nu een beetje verbazen over de kleinzerigheid van veel jongere vrouwen.[1]
     Het is alsof beide volken hun onderscheidende karaktertrekken hebben omgeruild: de spreekwoordelijke lompheid en onbehouwenheid der Duitschers met de hoffelijkheid en fijnheid der Franschen![2]
  1. Bronlink geraadpleegd op 11 december 2021 Weblink bron “‘Reken maar dat ik me naar die hoofdrol neuk!’” (12/02/2015), HP de Tijd
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 december 2021 Weblink bron
    Robert Macalester Loup
    “Politiek overzicht.” (1883), DBNL