Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
opruiing. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
opruiing, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
opruiing in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
opruiing is hier. De definitie van het woord
opruiing zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
opruiing, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de opruiing v
- (politiek) het proberen mensen in opstand te laten komen
- Meteen wordt duidelijk hoe lastig het is de grens te trekken tussen enerzijds vrijheid van meningsuiting en discussie en anderzijds opruiing. Oussama C. (19) en de prediker Azzedine C. (32) plaatsten berichten over de gewapende strijd in Syrië op hun Facebookpagina’s. Verdachten beheerden sites als De Ware Religie en Shaam al Ghareeba. Daarop verschenen teksten waarin de jihad een plicht voor moslims wordt genoemd en terroristische acties van IS werden goedgepraat. [1]
- het mensen aanzetten tot het plegen van geweld tegen de overheid
- het mensen aanzetten tot het plegen van misdaden
- De Haagse rechtbank heeft de 65-jarige Yvonne B. veroordeeld tot zes jaar en acht maanden cel voor haar rol in de genocide in Rwanda. Ze is schuldig bevonden aan opruiing tot genocide, heeft de rechtbank in Den Haag vandaag bepaald. Het OM had in november vorig jaar levenslang geëist tegen B. [2]
- het mensen aanzetten tot verstoring van de openbare orde
- De Eindhovense politie heeft twee jongens van 15 aangehouden voor opruiing via Instagram. Ze deden zich voor als killerclown Coco, en riepen op dat account volgens de politie al dagen op samen te komen bij Winkelcentrum Woensel. Dagenlang gaven mensen daar gehoor aan. Het account van ‘Coco de Clown’ heeft bijna vierduizend volgers. [3]
1. het mensen aanzetten tot verstoring van de openbare orde
88 % |
van de Nederlanders;
|
76 % |
van de Vlamingen.[4]
|