opstapper

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord opstapper. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord opstapper, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je opstapper in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord opstapper is hier. De definitie van het woord opstapper zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanopstapper, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • op·stap·per
enkelvoud meervoud
naamwoord opstapper opstappers
verkleinwoord opstappertje opstappertjes

de opstapperm

  1. iemand die in een voertuig stapt als nieuw of tijdelijk bemanningslid; iemand die meevaart en belooft mee te helpen
    • Ik sprak Philip weer op Nuku Hiva op 19 juni. Hij had een Poolse opstapper (Zibbie) gevraagd mee te varen. Zibbie was oud en onervaren en net van een andere boot gezet. Maar ze vertrokken toch, een week later dan gepland. Na een week was Tahiti nog 100 mijl weg. Terwijl Katia en ik onze Iridium Go gebruikten voor weersvoorspellingen wisten Philip en Zibbie niet wat er aan kwam. [2] 
  2. iemand die ergens niet meer aan meedoet; iemand die ontslag neemt
    • Het aantal aansluitingen van Ziggo zakte in de eerste drie maanden van het jaar naar een kleine 9,7 miljoen. Het verlies van in totaal 40.000 abonnementen kwam door opstappers op het vlak van tv en telefonie. Het aantal internetabonnementen nam juist met 8000 toe. [3] 
  3. uitkeringsgerechtigde die meedoet aan een opstapproject dat hun weer geschikt maakt voor een betaalde baan
    • Volgens de leermeesters begon het project destijds vaag. Sjaak Tjeerdsma: "Zorg maar dat ze bezig zijn, werd ons gezegd. We sprongen in het diepe. Maar de visie van Henk Nijkamp die erachter zit is goed. En we hebben inmiddels bewezen dat het werkt. Zeventig procent van de opstappers stroomt door naar een reguliere baan en komt dus uit de uitkeringssituatie." [4] 
93 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[5]