osteoporose

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord osteoporose. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord osteoporose, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je osteoporose in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord osteoporose is hier. De definitie van het woord osteoporose zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanosteoporose, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • os·teo·po·ro·se
  • afgeleid van Latijnse 'porosus' poreus met het voorvoegsel osteo- en (met het achtervoegsel -ose)
enkelvoud meervoud
naamwoord osteoporose -
verkleinwoord

de osteoporosev

  1. (medisch) botontkalking
    • Ongeveer 850.000 Nederlanders (vooral zeventigplussers) hebben last van osteoporose. De opname van calcium in botten wordt bevorderd door vitamine D.
      Daarnaast is ook vitamine K essentieel voor gezonde en sterke botten. Waarschijnlijk zijn daarbij ook de mineralen kalium en magnesium van belang. Voldoende calcium en vitamine D blijken vooral heel belangrijk voor de aanmaak van sterke botten tijdens de groei. [1]
       
92 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]