oudtijds

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord oudtijds. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord oudtijds, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je oudtijds in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord oudtijds is hier. De definitie van het woord oudtijds zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanoudtijds, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


  • oud·tijds

oudtijds [2]

  1. horend bij de vroegere tijd
    • Johannes zag een heerlijk schepsel met een zeer majestueus voorkomen, van wie hij heerlijke openbaringen ontving. Hij meende waarschijnlijk dat het de grote Engel des verbonds, Christus, was, Die oudtijds soms de gedaante van een engel had aangenomen. Hij wilde hem aanbidden. Maar de engel weerhield hem, en zei: „Zie dat u het niet doet, want ik ben uw mededienstknecht.” [3] 
    • De moord op de visverkoper Mohsin Fikri was geen incident, maar een gruwelijk staaltje van diepgaande mensonwaardige omgang van de autoriteiten met de Rifbewoners. De betogers hebben dus alle recht van spreken. Hun verdriet en woede is volstrekt legitiem en stamt van oudtijds. [4] 
68 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[5]