panikeren

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord panikeren. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord panikeren, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je panikeren in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord panikeren is hier. De definitie van het woord panikeren zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpanikeren, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • pa·ni·ke·ren

panikeren [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
panikeren
panikeerde
gepanikeerd
zwak -d volledig
  1. erg angstig zijn, in paniek raken
    • Niemand was nerveus, tot duidelijk werd dat het om geweerschoten ging. Iedereen panikeerde en liep in het rond.'[3] 
    • ‘We mogen niet overdrijven, noch panikeren.’ Dat was de belangrijkste boodschap die minister van Justitie Koen Geens, terugblikkend op de golf van aanslagen van de voorbije jaren, in de VS te vertellen had.[4] 
75 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]