Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
plusser. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
plusser, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
plusser in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
plusser is hier. De definitie van het woord
plusser zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
plusser, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- afleiding van plus met het achtervoegsel -er
de plusser m
- iemand die ouder is dan een daarvoor genoemde leeftijd
- Het kabinet onderzoekt of rijbewijzen van 75-plussers zonder keuring met maximaal een jaar kunnen worden verlengd. [1]
- Ze worden weleens de ‘pechgeneratie’ genoemd: oudere werkzoekenden die jarenlang in de bijstand zitten. Voor die groep biedt De Energiebox uitkomst. Het project, dat werkloze 55-plussers klaarstoomt om als energieadviseur aan de slag te gaan, is in Utrecht al een groot succes en krijgt nu landelijk vervolg. [2]
- Uitzendbureaus die op zoek gaan naar geschikte werknemers voor een vacature, moeten minimaal één 50-plusser voordragen aan de opdrachtgever. [3]
- 30-plusser, 40-plusser, 45-plusser, 50-plusser, 55-plusser, 60-plusser, 65-plusser, 70-plusser, 75-plusser, 80-plusser, dertigplusser, zestigplusser, honderdplusser, tachtigplusser, veertigplusser, vijftigplusser, zeventigplusser, vijfenzestigplusser, vijfenveertigplusser, vijfenvijftigplusser
78 % |
van de Nederlanders;
|
75 % |
van de Vlamingen.[4]
|