Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
riep. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
riep, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
riep in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
riep is hier. De definitie van het woord
riep zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
riep, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
riep
- enkelvoud verleden tijd van roepen
- Ik riep.
- Jij riep.
- Hij, zij, het riep.
- ▸ ’Wie weet er een mop?’ riep een aarzelende stem. Een voor een begonnen we grappen en verhalen met elkaar te delen om de moed erin te houden.[1]
- ▸ Dit was het moeilijke moment, dat was altijd zo. Nu moest hij zeggen dat de dienst hem helaas riep en dat hij rond lunchtijd al opgehaald zou worden met een geheim transport. Maar dat ze elkaar altijd konden schrijven, dat de oorlog niet eeuwig duurde en dat hij haar onmogelijk zou kunnen vergeten. Ze was natuurlijk wanhopig en vond dat hij haar erin had geluisd.[2]