rouwbrief

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord rouwbrief. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord rouwbrief, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je rouwbrief in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord rouwbrief is hier. De definitie van het woord rouwbrief zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanrouwbrief, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • rouw·brief
enkelvoud meervoud
naamwoord rouwbrief rouwbrieven
verkleinwoord rouwbriefje rouwbriefjes

de rouwbriefm

  1. bericht aan vrienden, bekenden en familieleden waarin staat dat iemand is overleden en wanneer men afscheid kan nemen
    • Ooit was ik met een familie de rouwbrief van hun vader aan het opstellen, toen ik telefoon kreeg: hun moeder was in die paar uur tijd ook overleden. Oude mensen die al heel hun leven samen zijn, sterven al eens van verdriet. [2] 
    • Een van haar foto's zal op de grafkist staan. Máxima aanvaardt twee van de foto's en een rouwbrief als geschenk zodat ze een gezicht bij de naam Netty heeft. Willem-Alexander geeft een voorzet om over de dader te praten, maar als blijkt dat die voor de familie geen onderwerp is, laat hij het erbij. [3] 
    • PostNL heeft een mooie service: op internet kun je de gescande brief bekijken en meteen betalen. De scan laat tot onze grote schrik een rouwbrief zien. Volgens de gegevens op de website is die rouwbrief al 4 dagen in het bezit van PostNL voordat wij de claim voor strafporto krijgen', mailt Patrick Marx uit Maastricht. Hij krijgt veel excuses van een PostNL-medewerkster, maar de rouwbrief is nooit bezorgd. Joke Huisman uit Hoogeveen kreeg een in september verstuurde rouwbrief uit Wachtum (ook Drenthe) niet. Dat hoorde ze vanwege haar nieuwjaarskaart aan het echtpaar, waarvan de man al drie maanden geleden was overleden. [4] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 11 AUGUSTUS 2016 Catherine De Kock
  3. Tubantia 06-mei-2009
  4. Volkskrant 9 februari 2013
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be