scheuring

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord scheuring. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord scheuring, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je scheuring in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord scheuring is hier. De definitie van het woord scheuring zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanscheuring, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • scheu·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord scheuring scheuringen
verkleinwoord scheurinkje scheurinkjes

de scheuringv

  1. het krijgen van een scheur
    • De scheuring had men het laken in lange repen verdeeld.  
  2. verdeeld of gesplitst raken
    • De scheuring van de politieke partij was door veel leden allang voorzien.  
    • Valls, die de campagnes begonnen was als favoriet van de bestuurlijke elite in de partij, erkende direct zijn nederlaag en riep zijn aanhang op Hamon te steunen. De twee schudden elkaar voor het oog van vele camera’s de hand. De afgelopen dagen werd veel gespeculeerd over een mogelijke scheuring als Hamon zou winnen. [2] 
    • Het Nieuwe Testament bevat eigenlijk maar één tekst die je met een beetje goede wil zou kunnen lezen als een veroordeling van drugsgebruik: de scherpe brief die de apostel Paulus in 50 AD schreef aan de christenen van Galatië (nu Centraal-Turkije). In Galaten 5:19-22 lezen we: ‘Welnu, de werken van het vlees zijn bekend: ontucht, onreinheid en losbandigheid; afgoderij en toverij; vijandschap, twist, afgunst, gramschap, partijzucht, verdeeldheid, scheuring en nijd; dronkenschap, brasserij en dergelijke; en ik waarschuw u: wie zoiets doet, zal het koninkrijk Gods niet beërven.’ Wat de Statenvertaling ‘toverij ’noemt, is in het Griekse origineel pharmakeia, het gebruik of de toediening van ‘tovermiddelen’ dan wel ‘geneesmiddelen’ – het onderscheid was toen nog onduidelijk. [3] 
95 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Peter Vermaas 30 januari 2017
  3. NRC Dirk Vlasblom 2 juli 2016
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be