Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
steenkolenengels. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
steenkolenengels, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
steenkolenengels in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
steenkolenengels is hier. De definitie van het woord
steenkolenengels zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
steenkolenengels, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- De term steenkolenengels zou oorspronkelijk verwijzen naar de mengtaal waarin (Nederlandse) havenarbeiders en zeelieden met bemanningsleden van met name Engelse steenkolenschepen communiceerden, aangetroffen sinds het begin van de 20e eeuw, zie vindplaatsen hieronder. [1] [2]
het steenkolenengels o
- (taalkunde) slecht Engels, met slechte uitspraak en slechte grammatica
- Mijn steenkolenengels is na dertien jaar in Engelstalige landen gewoond te hebben toch een stuk beter geworden.
- ▸ Op 18-jarige leeftijd vertrok hij in ’t bezit van een weinig steenkolen-Engels, naar Engeland, bracht een half jaar door aan The Royal Normal College for the Blind in Upper-Norwood, met ’t doel daar opleiding te ontvangen voor leeraar in de Wiskunde.[3]
- ▸ Ja zeker, vooruit maar, hurry up." Kees kende wat Engelsch — steenkool-Engelsch, zooals men dat op de havenplaatsen noemde.[4]
- ▸ 'n Reeds lang in 't Zeemanshuis gelogeerde Zweed voegde zich bij ons en vertelde : „Morge ik ga work an boord. Grootveld zegt to me ein uur." In onze onmiddellijke nabijheid knoopte 't kleine koopmannetje 'n gesprek aan met 'n Engelschman: „You sleap here this night?" vroeg-i in steenkool-Engelsch. „No," was 't antwoord. „I go directly to London." „No Saterday with the boat ?"[5]
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron
C. Dubbelaar, A.M.L. de Meere
Over ‘bietsen’ in: De Nieuwe Taalgids, Jaargang 40 (1947), J.B. Wolters' Uitgeverijmaatschappij n.v., Groningen-Batavia, p. 226 op dbnl.org
- ↑ Weblink bron Verscheidenheden (20 augustus 1909) in: De Bode; orgaan van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, Jaargang 34, p. 2 op Delpher.nl
- ↑ Weblink bron
W.J. Mets
“Hoe Kees zeeman werd” (1909), Bruna, p. 7 op Delpher.nl
- ↑ Weblink bron
W. Bakker
“Het leven van den zeeman te Amsterdam : volgens persoonlijke ervaringen” (1902), Tierie en Kruyt, p. 73 op Delpher.nl