uitwateringssluis

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord uitwateringssluis. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord uitwateringssluis, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je uitwateringssluis in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord uitwateringssluis is hier. De definitie van het woord uitwateringssluis zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanuitwateringssluis, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
spuisluis Blankenbergse vaart
  • uit·wa·te·rings·sluis
enkelvoud meervoud
naamwoord uitwateringssluis uitwateringssluizen
verkleinwoord

de uitwateringssluisv / m

  1. (waterbeheer) een sluis waardoor men overtollig water kan lozen
    • Waterwegen en Zeekanaal was wel op de hoogte van de problemen, zegt woordvoerder Claudia Vanvooren: ‘We hadden gemerkt dat er een elektromechanisch probleem was ontstaan aan de uitwateringssluis op het Leopoldkanaal in Heist. Daardoor kon die niet meer automatisch worden bediend. Om te voorkomen dat er tijdens het hoogtij zout zeewater in het Leopoldkanaal terecht zou komen, hebben we de uitwateringssluis voor het weekend preventief manueel dichtgezet.[2] 
    • Twintig miljoen kostte een uitwateringssluis in Reide in Oost-Groningen. In 1974 gebouwd met de bedoeling om polderwater naar de Dollard kwijt te kunnen. Verzet van milieu-organisaties en boeren leidde tot vertraging van de bouw van het bijbehorende kanaal. Uiteindelijk is de sluis een paar jaar geleden gedempt, ónder het motto zand erover'.[3] 
    • Bij hoogwater zat de uitwateringssluis (tevens stormvloedkering) dicht, wat slecht was voor de aalvangst en leidde tot soms explosieve onvrede tussen belangengroepen. In 1497 werden de vissers Govertsz. en Simonsz. voor de rechtbank gedaagd wegens clandestiene sluisopening.[4] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 16 OKTOBER 2013 van onze medewerker,Norbert Minne
  3. Volkskrant 13 januari 1997
  4. NRC Atte Jongstra 15 januari 1999