versluizen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord versluizen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord versluizen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je versluizen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord versluizen is hier. De definitie van het woord versluizen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanversluizen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


  • ver·slui·zen

versluizen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
versluizen
versluisde
versluisd
zwak -d volledig
  1. op een slinkse manier iets laten wegstromen; iets via een andere weg verplaatsen
    • Schandalen met het versluizen van winsten naar landen met de soepelste belastingregels schokken al jaren de publieke opinie. De invoering van één Europese berekeningsmethode voor de belastingen van grote bedrijven zou een veel eerlijker belastingstelsel opleveren. Daar wil de N-VA niet van weten, want in een nationalistische logica mogen landen best fiscale cadeautjes uitdelen aan multinationals. Een Europese taks zou de fiscale soevereiniteit van België ondermijnen, en dus ligt België dwars. [2] 
    • Maar liefst 31 partijen zijn gedagvaard in een derde procedure, in Gent, voor de aankoop van de Spaanse dochter van Optima door de bank én het versluizen van geld van de bank naar Optima Group. De bank, de groep, bestuur en directie, bedrijfsrevisor Ernst & Young (EY) én commissaris Jean-François Hubin zijn gedagvaard. [3] 
    • Volgens schattingen zou de technologiesector in de komende jaren tot 35 miljard dollar schade op kunnen lopen als buitenlandse bedrijven besluiten dat ze niet meer hun gegevens versluizen via Amerikaanse providers. Onderzoeksbureau Forrester doet er nog een schepje bovenop en schat het mogelijke omzetverlies in op ruim 180 miljard dollar. [4] 
80 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]