volksdeel
Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord volksdeel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord volksdeel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je volksdeel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord volksdeel is hier. De definitie van het woord volksdeel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanvolksdeel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- volks·deel
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | volksdeel | volksdelen |
| verkleinwoord |
het volksdeel o
- een deel van de bevolking met een gemeenschappelijke eigenschap
- Die spotjes leiden de mensen maar in verzoeking, met al het gedonder van dien, hel, verdoemenis, u kent het wel. 's Avonds na negenen mag het nog wel, omdat het christelijke volksdeel dan al op één oor ligt of zich geheel en al wijdt aan de Bijbelstudie. Dan schakel je uiteraard al het wereldse vermaak uit.[2]
- De samenleving, zegt hij, moet zichzelf telkens weer opnieuw uitvinden. "Dat hebben we gezien bij de emancipatie van het katholieke volksdeel en ook bij de emancipatie van de arbeiders. In de komende jaren hebben we te maken met de emancipatie van allochtone bevolkingsgroepen.[3]
- Het woord volksdeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "volksdeel" herkend door:
| 98 % | van de Nederlanders; |
| 93 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Vincent Bijlo 10-JANUARI-2017
- ↑ Tubantia 24-DECEMBER-2007
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
