Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
deel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
deel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
deel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
deel is hier. De definitie van het woord
deel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
deel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘gedeelte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901
- In de betekenis van ‘plank, vloer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1343
deel o
- een afsplitsing van een hoeveelheid, maat of gewicht, van een geheel waarbij samenstelling, functies of eigenschappen gelijk zijn of buiten beschouwing blijven (kenmerkend is dat de soortnaam van het geheel en de afgesplitsing gelijk is)
- Een deel van een pak suiker.
- een meeteenheid bij vloeistoffen en stoffen in poedervorm
- metselspecie is een mengsel van één deel bindmiddel, drie delen fijn zand en één deel water.
- een stuk van het geheel
- Ik heb een deel van het afval in de groene bak gedaan een ander deel in de zwarte bak.
- een werk / boek / aflevering van een serie (bij een boekenserie, filmserie tv-serie)
- Ik heb alle delen van 'in de ban van de ring' gelezen
- Voor deel, verkregen door splitsing in ongelijksoortige delen, zie onderdeel
- Voor deel op atomair niveau, zie deeltje
- De brutalen hebben ( of een brutaal mens heeft) het derde deel van de ( of de halve) wereld
- Ergens part noch deel aan hebben
ergens niets van weten of niet aan deelgenomen hebben
1. een afsplitsing van een geheel
het overgrote deel
- Duits: der weitaus größte Teil
|
het overgrote deel
- Duits: der weitaus größte Teil
|
deel v/m
- een werkruimte in de stal of schuur van een boerderij
- De familie zat op de deel.
- vloerdeel, planken vloer
1. een werkruimte in de stal of schuur van een boerderij
deel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van delen
- gebiedende wijs van delen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van delen
99 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.
|
deel
- deel
deel
- deel