wandplaat

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord wandplaat. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord wandplaat, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je wandplaat in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord wandplaat is hier. De definitie van het woord wandplaat zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanwandplaat, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
wandplaten van Cornelis Jetses
  • wand·plaat
enkelvoud meervoud
naamwoord wandplaat wandplaten
verkleinwoord

de wandplaatv / m

  1. plaat waarmee men een muur kan afwerken als bouwmateriaal
    • Door de brand in Grenfell Tower in Kensington kwamen zeker 79 mensen om het leven. Het vuur kon zich onder andere razendsnel verspreiden door de brandbare wandplaten waarmee de woontoren bekleed was.[2] 
    • De Inspectie, onderdeel van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vond eerder dit jaar bij een opslagloods in Friesland beschadigde asbesthoudende wandplaten. De loods was voorzien van nieuwe asbestvrije platen. Uit gegevens van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen bleek dat 1000 kilo asbesthoudend afval was afgevoerd naar een stortplaats in Drachten. Daarop stelde de inspectie een onderzoek in.[3] 
  2. afbeelding of kaart die men aan de muur kan hangen
    • Boven deze kerkers staat de Hollandse Gereformeerde kerk. De stank uit de kerkers moet in de kerk te ruiken zijn geweest. Maar in de kerk hangt een haast serene wandplaat die De Heere en zijn woonplaats in het paradijs beschrijft. Weer boven deze kerk is het appartement van de Hollandse gouverneur. Wanneer hij maar wilde, koos hij een vrouw uit de vrouwenkerker, door lokale Nederlanders 'Het Hoerenhol'genoemd. De Nederlanders creëerden in Ghana hun eigen versie van hemel en hel.[4] 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 27 jun. 2017
  3. de Telegraaf 22 okt. 2013
  4. Volkskrant Hans Broek 12 januari 2018
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be