vervoeging van de bedrijvende vorm wegwezen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | |||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | ||||||
ik | ben weg, (bijzin) wegben |
wij, we | zijn weg, (bijzin) wegzijn |
ik | was weg, (bijzin) wegwas |
wij, we | waren weg, (bijzin) wegwaren |
ik | zal wegwezen | wij, we | zullen wegwezen |
jij, je, U gij, ge |
bent weg, (bijzin) wegbent zijt weg, (bijzin) wegzijt |
jullie | zijn weg, (bijzin) wegzijn |
jij, je, U gij, ge |
was weg, (bijzin) wegwas waart weg, (bijzin) wegwaart |
jullie | waren weg, (bijzin) wegwaren |
jij, je, U gij, ge |
zal, zult wegwezen zult wegwezen |
jullie | zullen wegwezen |
hij, zij, het | is weg, (bijzin) wegis |
zij, ze | zijn weg, (bijzin) wegzijn |
hij, zij, het | was weg, (bijzin) wegwas |
zij, ze | waren weg, (bijzin) wegwaren |
hij, zij, het | zal wegwezen | zij, ze | zullen wegwezen |
onvoltooid deelwoord | voltooide tijd | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
(wegwezend) | weggeweest zijn | wegwezen! wees weg, weest weg |
(zij weg) (bijzin) (wegzij) |