werkmeester

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord werkmeester. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord werkmeester, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je werkmeester in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord werkmeester is hier. De definitie van het woord werkmeester zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanwerkmeester, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


  • werk·mees·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord werkmeester werkmeesters
verkleinwoord

de werkmeesterm [1]

  1. (beroep) toezichthouder, leidinggevende bij bepaalde werkzaakheden
     De commissaris Speeleveld wenkt de werkmeester en de werkmeester fluistert met de timmermansbaas.[2]
  1. (beroep) ambachtsman die de titel meester mag dragen
  2. als naam voor God of de Schepper
     Deze Trek moet de verstandige beschouwer gereedelijk erkennen, voor den prikkel der Natuur, ter instandhouding der geslachten, door den alwijzen Werkmeester in alle dierlijke Schepselen ingedrukt; gaande alomme, door zijne beschikking, gepaard met genoeglijke genietingen; en dus in den redelijken mensch, die met eenig vooruitzicht bedeeld is, krachtiglijk werkzaam, en vruchtbaar in veelerlije schoone en verrukkelijke vertooningen, waar mede zich de verbeelding streelt, en die hem in daadelijke opvolging dier begeerte allerlije geneugten belooven.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johanna van Ammers-Küller
    “Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723
  3. Jan Valentijn Meininger
    “Vertoog over de liefde” (1987), Het Spectrum op Wikipedia, ISBN 9027418063