winkelen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord winkelen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord winkelen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je winkelen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord winkelen is hier. De definitie van het woord winkelen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanwinkelen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • win·ke·len
  • Afgeleid van winkel met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
winkelen
winkelde
gewinkeld
zwak -d volledig

winkelen

  1. van winkel tot winkel gaan en inkopen doen
    • Ze winkelden de hele middag en kwamen voldaan en beladen met allerlei nieuwe kleren weer thuis. 
     Iedereen op Curaçao moet thuisblijven. De regering raadde de inwoners van het eiland aan om te hamsteren. De vervroegde avondklok heeft volgens de DMO-voorzitter niet tot grote ongeregeldheden geleid onder winkelend publiek.[1]


99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Bronlink geraadpleegd op 29 juni 2022 Weblink bron “Paniek op Curaçao door mogelijk eerdere aankomst tropische storm Bonnie” (29 juni 2022), NU.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


winkelen

  1. winkelen; van winkel tot winkel gaan en inkopen doen


winkelen

  1. winkelen; van winkel tot winkel gaan en inkopen doen