woonquote

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord woonquote. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord woonquote, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je woonquote in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord woonquote is hier. De definitie van het woord woonquote zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanwoonquote, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • woon·quo·te
enkelvoud meervoud
naamwoord woonquote woonquotes
verkleinwoord

de woonquotev / m

  1. deel van het inkomen dat men besteed aan woonlasten of hypotheeklasten
     De alleenverdiener kan vanaf 1 januari 2012 weer minder lenen. Dat komt omdat het budgetinstituut Nibud de woonquote, het deel van het inkomen dat mag opgaan aan woonlasten, heeft verlaagd. om dat te compenseren, heeft de NHG in haar nieuwe voorwaarden opgenomen dat ook het inkomen van de partner voor een derde mag meetellen bij de berekening van wat er maximaal mag worden geleend.[1]
     Net als Rabobank en makelaarsorganisatie NVM, ziet ook Noordervliet tekenen van herstel op de woningmarkt. 'We merken dat er meer gesprekken zijn met hypotheekadviseurs, de woonquote (verhouding tussen de hypotheeklasten en het inkomen) is sinds 1989 niet meer zo gunstig geweest als nu en de daling van de woningprijzen zwakt af', weet de directeur.[2]
69 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[3]


  1. Bronlink Weblink bron “'Hogere hypotheek voor tweeverdieners mogelijk'” (04-11-2011), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron “ING: banken financieren restschulden wél” (05-06-2013), Tubantia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be