zomerhalfjaar

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord zomerhalfjaar. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord zomerhalfjaar, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je zomerhalfjaar in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord zomerhalfjaar is hier. De definitie van het woord zomerhalfjaar zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanzomerhalfjaar, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • zo·mer·half·jaar
enkelvoud meervoud
naamwoord zomerhalfjaar zomerhalfjaren
verkleinwoord

het zomerhalfjaaro

  1. (tijdrekening) halfjaar waarin de zomer valt
     In Nederland onweert het gemiddeld op 27 dagen per jaar. Het zomerhalfjaar is daarbij goed voor zo’n 95 procent van alle blikseminslagen en ontladingen.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Honderd koeien per jaar dood door blikseminslag” (30-07-2009), Reformatorisch Dagblad