zondagspubliek

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord zondagspubliek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord zondagspubliek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je zondagspubliek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord zondagspubliek is hier. De definitie van het woord zondagspubliek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanzondagspubliek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·dags·pu·bliek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zondagspubliek zondagspublieken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zondagspublieko

  1. groep bezoekers die op zondag naar een evenement gaan
     Bij het lezen van de waarschuwing kwam de kriebelhoest al opzetten. Tussen de aria’s door gaf het zondagspubliek zich hieraan over, variërend van bescheiden kuchjes, tot de onmiskenbare rokerhoest en ernstige blafhoest, vanuit onderin de longen.
     Het lagere bezoekersaantal wijt woordvoerder Ter Beek aan het missen van „zondagspubliek”, doordat er op zondag geen open dag heeft plaatsgehad.

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Geschreven door:Kevin van Vliet
    “Laat Patricia Paay de hele Matthäus Passion uitzitten, zonder te hoesten” (06/11/2017), HP de Tijd
  2. Bronlink Weblink bron “Omgekomen sergeant op open dag herdacht” (11-06-2007), Reformatorisch Dagblad