Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
zoog. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
zoog, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
zoog in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
zoog is hier. De definitie van het woord
zoog zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
zoog, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
zoog
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zogen
- gebiedende wijs van zogen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zogen
zoog
- enkelvoud verleden tijd van zuigen
- Ik zoog.
- Jij zoog.
- Hij, zij, het zoog.
97 % |
van de Nederlanders;
|
94 % |
van de Vlamingen.[1]
|