aanliggen

Hello, you have come here looking for the meaning of the word aanliggen. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word aanliggen, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say aanliggen in singular and plural. Everything you need to know about the word aanliggen you have here. The definition of the word aanliggen will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofaanliggen, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

From Middle Dutch aenliggen. Equivalent to aan +‎ liggen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːnˌlɪɣə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧lig‧gen

Verb

aanliggen

  1. (intransitive) to lie or stand against something else
    De groene blaadjes die tegen deze bloemhoofdjes aanliggen zijn dan ook geen kelkbladen maar omwindselblaadjes. — The green leaves that lie against these flower heads are therefore not calyx leaves but involucre leaves.
  2. (intransitive, navigation) to be on course

Conjugation

Conjugation of aanliggen (strong class 5, separable)
infinitive aanliggen
past singular lag aan
past participle aangelegen
infinitive aanliggen
gerund aanliggen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular lig aan lag aan aanlig aanlag
2nd person sing. (jij) ligt aan, lig aan2 lag aan aanligt aanlag
2nd person sing. (u) ligt aan lag aan aanligt aanlag
2nd person sing. (gij) ligt aan laagt aan aanligt aanlaagt
3rd person singular ligt aan lag aan aanligt aanlag
plural liggen aan lagen aan aanliggen aanlagen
subjunctive sing.1 ligge aan lage aan aanligge aanlage
subjunctive plur.1 liggen aan lagen aan aanliggen aanlagen
imperative sing. lig aan
imperative plur.1 ligt aan
participles aanliggend aangelegen
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Anagrams