aanzaaien

Hello, you have come here looking for the meaning of the word aanzaaien. In DICTIOUS you will not only get to know all the dictionary meanings for the word aanzaaien, but we will also tell you about its etymology, its characteristics and you will know how to say aanzaaien in singular and plural. Everything you need to know about the word aanzaaien you have here. The definition of the word aanzaaien will help you to be more precise and correct when speaking or writing your texts. Knowing the definition ofaanzaaien, as well as those of other words, enriches your vocabulary and provides you with more and better linguistic resources.

Dutch

Etymology

Compound of aan +‎ zaaien.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːnˌzaː.jə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧zaai‧en

Verb

aanzaaien

  1. (transitive) to sow on (a patch of soil)

Inflection

Conjugation of aanzaaien (weak, separable)
infinitive aanzaaien
past singular zaaide aan
past participle aangezaaid
infinitive aanzaaien
gerund aanzaaien n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular zaai aan zaaide aan aanzaai aanzaaide
2nd person sing. (jij) zaait aan zaaide aan aanzaait aanzaaide
2nd person sing. (u) zaait aan zaaide aan aanzaait aanzaaide
2nd person sing. (gij) zaait aan zaaide aan aanzaait aanzaaide
3rd person singular zaait aan zaaide aan aanzaait aanzaaide
plural zaaien aan zaaiden aan aanzaaien aanzaaiden
subjunctive sing.1 zaaie aan zaaide aan aanzaaie aanzaaide
subjunctive plur.1 zaaien aan zaaiden aan aanzaaien aanzaaiden
imperative sing. zaai aan
imperative plur.1 zaait aan
participles aanzaaiend aangezaaid
1) Archaic.
Wikious
Boobota
Sagapedia