*guodlīk, from Proto-West Germanic *gōdalīk, from Proto-Germanic *gōdalīkaz. <span class="searchmatch">goelijk</span> (comparative goelijker, superlative goelijkst) goodly, benign vergoelijken...
goedelijk (comparative goedelijker, superlative goedelijkst) obsolete form of <span class="searchmatch">goelijk</span>...
From <span class="searchmatch">goelijk</span> (“goodly, benign”) + ver- -en. vergoelijken (transitive) to minimize, downplay, make something seem better than it is...
goedkoop goedlachs goedmoedig goedpraten goedschiks goedzak goegemeente <span class="searchmatch">goelijk</span> Goeree haastige spoed is zelden goed in goeden doen ingoed keigoed net...
(“good, goodly”); equivalent to good + -ly. Cognate with Dutch goedelijk, <span class="searchmatch">goelijk</span> (“harmless, benign”), German gütlich (“friendly”), Icelandic góðlegur (“benign”)...