From uiteen + lopen. <span class="searchmatch">uiteenlopen</span> (intransitive) to diverge Afrikaans: uiteenloop lopen uiteen...
uiteen apart (note: 'uiteen' is the adverbial component of a separable verb) uiteengaan — to separate <span class="searchmatch">uiteenlopen</span> — to diverge <span class="searchmatch">uiteenlopen</span> uiteenvallen...
lopen uiteen inflection of <span class="searchmatch">uiteenlopen</span>: plural present indicative (dated or formal) plural present subjunctive <span class="searchmatch">uiteenlopen</span>...
liep uiteen singular past indicative of <span class="searchmatch">uiteenlopen</span> uiteenliep...
uiteenliep singular dependent-clause past indicative of <span class="searchmatch">uiteenlopen</span> liep uiteen...
uiteenlope (dated or formal) singular dependent-clause present subjunctive of <span class="searchmatch">uiteenlopen</span> lope uiteen...
uiteenloop first-person singular dependent-clause present indicative of <span class="searchmatch">uiteenlopen</span> loop uiteen...
uiteenlopend (comparative uiteenlopender, superlative uiteenlopendst) various, varied uiteenlopend present participle of <span class="searchmatch">uiteenlopen</span>...
liepe uiteen (dated or formal) singular past subjunctive of <span class="searchmatch">uiteenlopen</span> uiteenliepe...